Terug
Gepubliceerd op 02/12/2024

Besluit  Gemeenteraad

ma 25/11/2024 - 20:00

Aanpassing gemeentelijk belastingreglement op bedrijfsoppervlakte - beslissing

Aanwezig: Hendrik De Vleeschouwer, voorzitter van de gemeenteraad
Renaat Huysmans, burgemeester
Sonja Thielemans, Geert Van de Voorde, Bruno Keuleers, Ilse Rymenants, schepenen
Edward De Wit, Jos Thomas, Else Vanden Broeck, Dirk Hermans, Chris Reniers, Mathias Diricx, Hilde De Keersmaeker, Ann Van Rompaey, David Hermans, Lena Ghysels, Ken Keuleers, Peggy Somers, Dirk Robberechts, Jan De Doncker, Hanne Lamberts-Van Assche, Raadsleden
Siebe Ruykens, algemeen directeur

De raad gaat akkoord met een aanpassing van het gemeentelijk belastingreglement op bedrijfsoppervlakte.

Aanleiding

De decreetgever heeft aanpassingen aangebracht aan het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

Regelgeving

Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.


Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.


Besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018 betreffende de bekendmaking en raadpleegbaarheid van besluiten en stukken van het lokaal bestuur, betreffende de wijze waarop de reglementen en verordeningen van het lokaal bestuur worden bijgehouden in het register en betreffende de raadpleegbaarheid van de besluiten van de politiezones en hulpverleningszones.


Artikel 1 van het ministerieel besluit van 18 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken (quarantainemaatregelen, dit MB werd opgeheven door het MB van 23 maart 2020 maar kan eventueel behouden blijven als de gemeenteraad vrijstellingen en belastingverminderingen wil differentiëren).


Artikel 4, § 1, eerste lid, 1° van het decreet van 20 maart 2020 over maatregelen in geval van een civiele noodsituatie met betrekking tot de volksgezondheid (afbakening periode van civiele noodsituatie).


Het ministerieel besluit van 27 juli 2021 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken.

Feiten, context en argumentatie

De decreetgever heeft aanpassingen aangebracht aan het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

Deze wijzigingen omhelzen een aantal terminologische aanpassingen en elektronische verzending. Echter, er zijn ook andere wijzigingen waardoor het bestuur genoodzaakt is om aanpassingen aan de huidige reglement door te voeren.

  

De wetgever voorziet in de mogelijkheid om een voorstel van aangifte te doen aan de belastingplichtige. Tenslotte dient elk reglement dat voorziet in een aangifteplicht een uiterste datum van aangifte op te nemen in het belastingreglement. Deze aanpassingen worden verwerkt in de nieuwe versie, artikel 9.

 

Gelet op de financiële toestand van de gemeente.

Publieke stemming
Aanwezig: Hendrik De Vleeschouwer, Renaat Huysmans, Sonja Thielemans, Geert Van de Voorde, Bruno Keuleers, Ilse Rymenants, Edward De Wit, Jos Thomas, Else Vanden Broeck, Dirk Hermans, Chris Reniers, Mathias Diricx, Hilde De Keersmaeker, Ann Van Rompaey, David Hermans, Lena Ghysels, Ken Keuleers, Peggy Somers, Dirk Robberechts, Jan De Doncker, Hanne Lamberts-Van Assche, Siebe Ruykens
Voorstanders: Hendrik De Vleeschouwer, Renaat Huysmans, Sonja Thielemans, Geert Van de Voorde, Bruno Keuleers, Ilse Rymenants, Edward De Wit, Jos Thomas, Else Vanden Broeck, Dirk Hermans, Chris Reniers, Mathias Diricx, Hilde De Keersmaeker, Ann Van Rompaey, David Hermans, Lena Ghysels, Ken Keuleers, Peggy Somers, Dirk Robberechts, Jan De Doncker, Hanne Lamberts-Van Assche
Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
Besluit

Artikel 1
Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de bedrijven die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de gemeente één of meerdere vestigingen gebruiken of tot gebruik voorbehouden.

Artikel 2

Deze belasting wordt gevorderd van:

  • Elke natuurlijke persoon en/of zorgverstrekker of beoefenaar van een vrij beroep
  • Elke handels-, nijverheids-, tuin- en of landbouwonderneming
  • Elke vennootschap, vereniging, inrichting of instelling

die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de gemeente één of meer vestigingen ter beschikking heeft voor het uitoefenen van een hoofd- of bijkomende activiteit. Dit geldt ongeacht of deze ruimten worden gebruikt of tot hun gebruik zijn voorbehouden.

Vennootschappen in vereffening waarvan de activiteit zich beperkt tot vereffeningsverrichtingen vallen eveneens onder de toepassing van deze belasting.

De belasting is enkel van toepassing op de oppervlakte gelegen op het grondgebied van de gemeente Kapelle-op-den-Bos.


Artikel 3
Voor de toepassing van dit besluit wordt het volgende verstaan onder:
1.    bedrijf: een zelfstandige of een vennootschap;
2.    zelfstandige: elke natuurlijke persoon die hoofdzakelijk of aanvullend een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit op zelfstandige basis verricht en/of een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep of een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit zelfstandig uitoefent, inclusief elke zelfstandige helper; de natuurlijke persoon die uit  hoofde van zijn zelfstandige beroeps-of bedrijvenactiviteit uitsluitend optreedt als werkend vennoot of als bestuurder in een vennootschap wordt niet als belastingplichtige beschouwd in de zin van dit artikel 2;
1.    vennootschap: elke rechtspersoon die een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit op zelfstandige basis verricht, een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep zelfstandig uitoefent en/of zich met verrichtingen van winstgevende aard of het beheer van roerende en/of onroerende goederen bezighoudt, evenals elk van deze rechtspersonen in vereffening;
2.    vestiging: elke plaats, ruimte of complex op grondgebied van de gemeente waarop of waaruit een economische activiteit wordt uitgeoefend of waar de maatschappelijke zetel van bestuur, beheer of administratie van een bedrijf, ongeacht de rechtspersoonlijkheidsvorm, is gevestigd;
3.    agrarisch bedrijf: een zelfstandige of een vennootschap van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend bestaan uit landbouw en/of tuinbouw;
4.    landbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt en/of viskwekerij en/of aquacultuur;
5.    akkerbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het telen van granen, nijverheidsgewassen, voedergewassen, aardappelen, peulvruchten, pootgoed, landbouwzaden en/of aanverwante gewassen;
6.    weidebouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het exploiteren van blijvend grasland als voedselbron voor dieren welke door het bedrijf voor gebruiks- of winstdoeleinden worden gehouden;
7.    bosbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het aanleggen en exploiteren van bossen, met inbegrip van de bosboomkwekerij;
8.    veeteelt: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het kweken/fokken, vetmesten en/of houden van dieren voor de vlees-, melk- of eierproductie, voor de vacht of voor het bekomen van jongen;
9.    tuinbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten;
10.    landbouw- en/of tuinbouwoppervlakte: oppervlakte die een bestemming kreeg voor landbouw en/of tuinbouw en als zodanig door een agrarisch bedrijf wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden onder andere als teeltgrond, oppervlakte in serres, …;
11.    bedrijfsmatige exploitatie (van een agrarisch bedrijf): een exploitatie waarbij met een duurzame organisatie en inzet van arbeid en kapitaal aan het economische productieproces wordt deelgenomen, met de bedoeling de voortgebrachte producten gestadig te gelde te maken en daarmee bedrijfswinst te realiseren;
12.    gebouwde oppervlakte: oppervlakte van bouwwerken, constructies en/of installaties die door hun aard op duurzame en gebruikelijke wijze ter plaatse blijven staan;
13.    ongebouwde oppervlakte: oppervlakte die geen gebouwde oppervlakte is.

Artikel 4
§1. De belasting is verschuldigd afzonderlijk per vestiging, hoe dan ook genoemd, gelegen op het grondgebied van de gemeente en door de belastingplichtige gebruikt of tot zijn gebruik voorbehouden. De maatschappelijke zetel wordt steeds als een belastbare zetel beschouwd. Een inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen op een bepaald adres in de gemeente wordt gelijkgesteld met een maatschappelijke zetel. Daarenboven wordt een natuurlijk persoon die beroepskosten aftrekt in de inkomstenbelasting omtrent een bepaald onroerend goed vermoed een vestiging te hebben op dat onroerende goed.

§2. De belasting wordt vastgesteld rekening houdend met de som van de grondoppervlakten van alle kadastrale percelen van het goed waarop de vestiging zich bevindt. De oppervlakte van gebouwen wordt gemeten per bouwlaag met inbegrip van de buitenmuren, garages, berg- en opslagplaatsen en alle aanhorigheden die met de exploitatie van het bedrijf een functionele band hebben, waar deze zich ook bevinden, doch met uitsluiting van het gedeelte dat uitsluitend als (privé) woongelegenheid wordt gebruikt. Elk kadastraal perceel dat onder toepassing van dit reglement valt, wordt voor het geheel ervan belast.
In de onbebouwde belastbare oppervlakten zijn begrepen: parkings, weilanden, openluchtteelten, woeste gronden behorend tot het bedrijfscomplex, braakliggende delen van industriegronden, gebieden voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut en KMO gebied, beboste terreinen behorende tot een bedrijfscomplex, niet-opgelegde groene zones of opgelegde groene zones in het kader van een vergunningsbesluit, sportterreinen en plantsoenen op de plaats van de bedrijfsvestiging. Deze opsomming is niet beperkend.
Onder "gebruik" moet elke vorm van gebruik worden verstaan, met inbegrip van het gebruik als (toegangs) weg, parking, plantsoen, grasstrook, groenzone, vijver, sportterrein, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, bufferzone, weiland, onderbenutte grond, ... (niet-limitatieve opsomming).

§3. De gebouwde en ongebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, wordt in hoofde van iedere belastingplichtige belast pro rata van de door hem exclusief gebruikte of tot gebruik voorbehouden gebouwde en ongebouwde oppervlakten.

§4. De gebouwde en ongebouwde (gedeelten) van het goed van een vestiging, waarvan het gebruik uitsluitend voor privédoeleinden (vb. bewoning) wordt afgestaan aan derden, komt niet in aanmerking voor de vaststelling van de belastbare oppervlakte.


Artikel 5
§1. Het bedrag van de belasting, met een minimum van 75,00 EUR per vestiging bedraagt:

Totaal oppervlakte per vestiging Tarieven
Van 0 m² tot 500 m² Vrijgesteld
Van 501 m² tot 25.000 m² 0,30 EUR/m²
Vanaf 25.001 m² 0,60 EUR/m²

 
§2. Voor de bedrijfsoppervlakten die aangewend worden voor landbouw, veeteelt of tuinbouwactiviteiten wordt, in afwijking van het eerste lid, het bedrag van de belasting forfaitair vastgesteld op 75,00 EUR, indien de totale bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 100.000 m². Dit bedrag wordt verhoogd met 2,5 EUR per begonnen bijkomende schijf van 10.000 m².
 
§3. Belastingplichtigen die door hun aard en voor de uitvoering van hun bedrijvigheid ook effectief teeltgronden en/of serres voor landbouw en/of tuinbouw gebruiken, worden - naast de gewone taxatie voor de andere belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakten - voor bedoeld areaal belast tegen het tarief voor agrarische bedrijven.
 
Artikel 6
Worden evenwel vrijgesteld van deze belasting:
•    de openbare besturen, instellingen en diensten;
•    de rechtspersonen bedoeld in artikelen 180 tot en met 182 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en latere wijzigingen.
 
Artikel 7
Elke zelfstandige en elke vennootschap:
-          die voor het eerst of opnieuw de hoedanigheid van belastingplichtige aanneemt of die de hoedanigheid van belastingplichtige volledig en definitief stopzet;
-          die op het grondgebied van de gemeente één of meerdere nieuwe/bijkomende vestigingen zal gebruiken of tot gebruik voorbehouden en/of die één of meerdere vestigingen sluit;
-          die zijn/haar naam, rechtsvorm, briefwisselings- en/of vestigingsadres(sen) op het grondgebied van de gemeente wijzigt of die voor een bepaalde vestiging een wijziging van de belastbare oppervlakte kent;
moet binnen de maand, uit eigen beweging, het gemeentebestuur hiervan schriftelijk in kennis stellen. Een dergelijke kennisgeving dient te worden gedag- en genaamtekend.
 
Artikel 8
§1. De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastingplicht en de belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het hele jaar.
De stopzetting of vermindering van de activiteit in de loop van het aanslagjaar, evenals de vermindering van de oppervlakte tijdens dezelfde periode, geven geen aanleiding tot enige belastingvermindering.  
 
§2. Indien bewezen wordt dat een natuurlijke persoon zijn/haar hoedanigheid van zelfstandige uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief beëindigde of indien bewezen wordt dat een vennootschap uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief ophield te bestaan, gaat de hoedanigheid van belastingplichtige verloren. Bij een tijdelijke onderbreking van de werkzaamheden of bij een inactiviteit of zolang de vereffening van een vennootschap niet is afgesloten, blijft de hoedanigheid van belastingplichtige verder bestaan.
 
§3. Indien de hoedanigheid van een belastingplichtige volledig en definitief wordt stopgezet en/of indien één of meerdere vestigingen worden gesloten en/of indien de belastbare oppervlakte wijzigt, is het vereist dat de zelfstandige of de vennootschap spontaan de nodige bewijzen hieromtrent bij de kennisgeving voegt.
 
Artikel 9

§ 1. Elke belastingplichtige moet uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar per vestiging afzonderlijk aangifte doen op een aangifteformulier dat het gemeentebestuur ter beschikking stelt. Als aangiftedatum geldt de postdatum of bij afgifte de datum vermeld op het ontvangstbewijs. Bij het digitaal indienen van de aangifte geldt de verzendingsdatum. Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.

Deze aangifte kan gebeuren via één van volgende kanalen:

§ 2. Een belastingplichtige is voor een vestiging vrijgesteld van de in § 1 voorgeschreven aangifteplicht, op voorwaarde dat hij/zij voor het vorige aanslagjaar voor deze vestiging werd aangeslagen op basis van een tijdig ingediend aangifteformulier of een voorstel van aangifte dat zo nodig tijdig werd verbeterd of vervolledigd.

Een belastingplichtige kan niettemin worden verplicht voor een dergelijke vestiging – waarvan sprake in het eerste lid – een aangifteformulier in te dienen, indien hem/haar dat uitdrukkelijk wordt gevraagd door het gemeentebestuur – dienst Financiën.

§ 3. Voor de vestiging waarvoor overeenkomstig § 2, eerste lid, een vrijstelling van de aangifteplicht geldt, wordt aan de belastingplichtige een voorstel van aangifte ter beschikking gesteld.

Het voorstel van aangifte wordt uitgereikt door het gemeentebestuur – dienst Financiën en vermeldt gegevens inzake de vestiging.

§ 4. Indien op het voorstel van aangifte onjuistheden of onvolledigheden zijn vermeld of indien de voorgedrukte gegevens niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige uiterlijk op 31 maart van het aanslagjaar het voorstel van aangifte gedag- en genaamtekend indienen bij het gemeentebestuur – dienst Belastingen, met een duidelijke en volledige vermelding en opgave op het voorstel van aangifte van de correcte gegevens en/of alle verbeteringen of vervollediggingen. Het is de belastingplichtige die dient te bewijzen dat hij/zij het (verbeterd of vervolledigd) voorstel van aangifte tijdig indiende.

Indien het voorstel van aangifte evenwel geen onjuistheden of onvolledigheden bevat en alle voorgedrukte gegevens stroken met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige het voorstel van aangifte niet indienen bij het gemeentebestuur- dienst Financiën.

§ 5. Het voorstel van aangifte, dat zo nodig wordt verbeterd of vervolledigd binnen de in § 4 vermelde termijn, heeft dezelfde waarde als een tijdig ingediende aangifte.

Indien de belastingplichtige evenwel de in § 4, eerste lid, voorziene verplichting niet tijdig naleeft en/of onjuiste en/of onvolledige gegevens vermeldt en/of foutieve verbeteringen aanbrengt op het voorstel van aangifte, wordt het voorstel van aangifte gelijkgesteld met een gebrek aan aangifte binnen de in § 1 gestelde termijn en/of met een onjuiste aangifte en zijn de bepalingen van artikel 11 van toepassing.

§ 6. Voor elke vestiging waarvoor een belastingplichtige geen aangifteformulier ontvangt, moet de belastingplichtige het aangifteformulier afhalen of aanvragen bij het gemeentebestuur- dienst Financiën.

§7. Voor elke vestiging waarvoor een belastingplichtige overeenkomstig § 2, eerste lid, vrijgesteld is van de aangifteplicht en waarvoor hij/zij vanwege het gemeentebestuur geen voorstel van aangifte ontvangt, moet de belastingplichtige het voorstel van aangifte afhalen of aanvragen bij het gemeentebestuur – dienst Financiën.

§8. De betrokkenen die een nieuwe vennootschap oprichten of een bestaande vennootschap overnemen, zijn niettemin verplicht spontaan aan het gemeentebestuur de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting en dit ten laatste één maand na de ingebruikneming of de eigendomsverwerving.
 
Artikel 10
§1. Bij gebrek aan een aangifte op de gestelde datum, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, kan de belasting ambtshalve ingekohierd worden. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de datum van verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
 
§2. De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 10% ingeval van een eerste inbreuk op de aangifteverplichting, 50% ingeval van een tweede inbreuk op de aangifteverplichting en 100% ingeval van drie of meerdere inbreuken op de aangifteverplichtingen. In geen geval mag het verhoogd recht het dubbele van de verschuldigde belasting overschrijden. De belastingverhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd. Deze verhoging van belasting is niet van toepassing voor de belasting van aanslagjaar 2021, dit omwille van de gevolgen van de coronacrisis.
 
Artikel 11
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
 
Artikel 12
De belasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
 
Artikel 13
De belastingplichtige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn en vermeldt:
1. de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van  wie de belasting gevestigd wordt;
2. het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en de middelen.
De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
 
Artikel 14
Tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen kan beroep worden ingediend bij de rechtbank van eerste aanleg.
 
Artikel 15

De vestiging en de invordering van de belasting, alsook de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.

 
Artikel 16
Het reglement zal worden bekendgemaakt op de webtoepassing van de gemeente met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd. De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van deze bekendmaking.